Peru

Donderdag 27 januari
Wij hebben bij de grensovergang onze weinige Boliviaanse peso’s ingewisseld voor Peruaanse soles. Als we vlak voor Puno onze dieseltank vol hebben laten gooien, realiseren we ons dat we te weinig soles hebben. Dollars wil de jongen niet aannemen. Als ook de Peruaanse politie komt tanken gaat de jongen in overleg. We proberen het met euro’s en na het bepalen van de koers gaat de jongen akkoord. Direct erna vraagt de politie of we nog meer euro’s hebben, zij willen ook wel wisselen. Kennelijk hebben we een goede koers gerekend!

pe-0211-029-t-koppen-langs-weg

In Puno staan we op de bewaakte parkeerplaats van het Sonesta hotel.
In het Titicacameer voor het hotel ligt het oudste stoomschip van het meer, de Yavari. Het schip is in 1862 gebouwd in Birmingham en in onderdelen via Kaap Hoorn vervoerd naar Arica, toen via het spoor naar Tacna en vervolgens per muilezel door de Andes naar Puno. Het heeft zes jaar gekost om alle onderdelen op de plek van bestemming te krijgen. Een Engelse vrouw, Meriel Larken, heeft in 1982 het initiatief genomen om het vervallen schip te renoveren, hetgeen prachtig is gelukt. Het schip is te bezichtigen en doet dienst als museum. Zeven keer per jaar maakt het nog een tocht over het meer.

Vrijdag 28 januari
De morgen besteden we om ons in te lezen. Het regent en de temperatuur is niet erg aangenaam. Rond twee uur maken we een boottocht naar de Uros eilanden. Het zijn drijvende eilandjes gemaakt van een soort riet dat groeit in de ondiepe delen van het Titicacameer. Op elk van de vijftig eilandjes leven twee à drie gezinnen. Van het riet maken ze verder huizen, stoelen, boten, een uitzichttoren en allerlei prullaria voor de toeristen die in grote getale de eilanden bezoeken.

Doordat het riet in het water ligt, verrot het van onderen en elke twee weken moeten de vrouwen de bovenlaag van nieuw riet voorzien. Eeuwen geleden zijn deze eilanden ontstaan doordat de Uros mensen hun toevlucht zochten op het water, waar zij onbereikbaar waren voor  de aanvallen van de Inca’s. Enerzijds is het boeiend om te zien hoe mensen met datgene wat de natuur hen biedt kunnen overleven, anderzijds hebben wij het gevoel in een toneelstuk voor toeristen te zijn terechtgekomen.

Na afloop van de boottocht lopen we nog even de kathedraal van Puna binnen, eten in de stad en laten ons om negen uur weer met de taxi naar onze standplaats brengen.

Zaterdag 29 januari
Om kwart over zes staan we op en doen voorbereidend werk voor de site. Rond twaalf uur rijden we richting  Sillustani. Onderweg zien we Peruaanse boerderijen opgetrokken uit adobe (stenen van gedroogde modder) en keien. De boerderijen zijn ommuurd, hebben een toegangspoort met daarboven twee onnozele stiertjes die kwade geesten buitensluiten en geluk brengen voor de bewoners. De aparte slaap-  en leefruimtes hebben ronde vormen, een deur en geen ramen. Ondanks de hoogte en de kou koken de mensen buiten. Het leven is sober en hard. Zij leven van wat de omgeving hen biedt en dat is niet veel. Er is geen elektriciteit en geen stromend water.

De beesten zijn hun grootste bezit. Ook op de door ons bezochte boerderij lopen lama’s en alpaca’s rond. De alpaca wordt in de Andes als huisdier gehouden. Ze worden gekruist met de kleinere vicuña en zijn bekend om hun wol. Ook de lama is gedomesticeerd, in tegenstelling tot de wilde lamasoorten zoals de vicuña’s en de guanaco’s die op de hoogvlakten leven. 
De lama’s en alpaca’s geven melk, wol en vlees. De vrouw van onze boerderij zet de melk om in kaas, maakt meel van de wilde graansoorten om haar huis, fokt cavia’s voor de maaltijd en laat ons zien hoe zij met een slinger een steen honderden meters ver kan werpen. Daarnaast wordt van de wol kleden geweven en mutsen gebreid. Ze waren geheel zelfvoorzienend. Na dit boeiende bezoek nemen we afscheid en geven kleine cadeautjes.
In Sillustani, waar we op het voetbalveld overnachten, is er de mogelijkheid om de begrafenistorens van de Aymara’s te bezoeken, een indianenstam die voor de Inca’s in dit gebied leefden. Gezien de grote klim laten wij het afweten. Wel lopen we nog even het kleine plaatselijke museum binnen waar gemummificeerde lichamen uit de tombes staan tentoongesteld. Geen fraai gezicht.

Zondag 30 januari
Voor vertrek geeft Marijke haar oude bergschoenen aan de suppoost van het museum, creëert weer iets ruimte in de auto.
Op weg naar Cuzco moeten we dwars door de stad Juliaca. Gezien de slechte naam die de stad heeft, gaan de deuren op slot en stoppen we niet.
Onderweg staan overal bij huisjes blauwe hokjes die we nog niet eerder hebben waargenomen. De regering heeft waarschijnlijk besloten de hele streek van poepdozen te voorzien. Het staat wel grappig in het landschap.

We stoppen bij Raqchi om een oude Incastad te bezoeken. De resten van een lange muur, ronde voorraadschuren, de tempel van de oppergod Viracocha en delen van  woonhuizen geven een goed beeld van een voormalige Incastad. Zoals we al eerder hebben beschreven, heeft Viracocha volgens de legende zijn kinderen er op uitgestuurd om in een vruchtbare vallei een rijk te stichten; dit is Cusco geworden.
Aan het einde van de middag komen we in Cusco aan. We zullen enkele nachten verblijven in het Clubhotel Cusco. De Duitse groep van Seabridge heeft de plek ook ontdekt en hun grote campers staan rond het zwembad gegroepeerd. Maar onze kleine campers hebben niet zoveel ruimte nodig. ‘s Nachts valt er een enorme regenbui op ons dak. Het regenseizoen van Peru laat zich gelden.

Maandag 31 januari
We nemen samen met Geertje en Henk een taxi naar de stad. We komen midden in een politieke demonstratie terecht. Het regionaal bestuur van Cuzco spreekt zich uit over de verdeling van het water in de provincie. Verschillende Indianen komen demonstreren voor hun recht op water. Zij vinden dat zij te weinig water krijgen toebedeeld. De demonstratie levert een kleurrijk beeld van allerlei soorten hoeden op.

pe-0111-409-t-demonstratie

Het centrum van Cuzco ademt een Spaanse sfeer. Het grote plein voor de kathedraal is omringd door oude huizen met smeedijzeren balkonnetjes. Overal  staan bankjes. Verkopers doen hun uiterste best iets van hun zaken aan toeristen te slijten. De schoenpoetsers zijn de enigen die aan toeristen en lokale mensen iets verdienen.
We zitten op de trappen van de kathedraal en laten onze schoenen poetsen. De schoenpoetsers, niet ouder dan 13 jaar, worden direct door de politie weggejaagd en wij uiteraard ook. Dan maar in een zijstraatje. De jongens lachen gelaten. Ze vertellen dat ze ‘s morgens proberen wat bij te verdienen voor de familie en ‘s middags van een tot zes uur naar school gaan.

Met mooi gepoetste schoenen betreden we de kathedraal. De kerk is imponerend door zijn overvloed aan zilver. In een zijkapel staat een groot zilveren bouwwerk met daar binnenin een autostoel. Bij verder onderzoek blijkt onder al dat zilver een hele auto te zitten die bij processies het bouwwerk vervoert.
Ook de prachtig bewerkte preekstoel is een juweeltje van houtsnijkunst. 
Na een heerlijke cappuccino op het Plaza de Armas, stapt Marijke in een taxi  op weg naar de tandarts. Samen met Sonja laat ze tandheelkundige problemen oplossen. Met een nieuwe vulling in de kies kan er weer geluncht worden. Cuzco is een gezellige en overzichtelijke stad met leuke restaurantjes en winkeltjes. We besteden de middag aan shoppen.

pe-0211-517

Dinsdag 1 februari
We willen het ene dagje dat we nog in Cuzco hebben, besteden aan het Bisschoppelijk Paleis, het Incamuseum, de Franciscaner kerk en de nog resterende Incamuren  in de binnenstad. Het paleis is met name boeiend door de mooie kamers rond de vierkante binnentuin. Het is gebouwd op de resten van het paleis van een Incakoning. Aan de buitenkant zijn de muren van het paleis nog goed zichtbaar. De grote stenen sluiten zonder enig hulpmiddel naadloos op elkaar aan. De twaalfzijdige steen is wel de grootste publiekstreffer. De perfectie is verbluffend.
De Franciscaner kerk blijkt gesloten maar het Incamuseum is geopend en voordat de zoveelste regenbui op ons neerdaalt zijn wij al binnen. Het museum geeft een goed inzicht in de Incacultuur en is bovendien gevestigd in een mooi koloniaal gebouw uit de zeventiende eeuw.
In de  avond gaan we allemaal met taxi’s naar de stad om te eten in ons al meermalen bezochte restaurant A Mi Manera. Straatmuzikanten verlevendigen met hun panfluit onze maaltijd. Het is een gezellige afsluiting van Cuzco. Morgen gaan we naar Machu Picchu.

Woensdag 2 februari
Om acht uur staat er een busje met gids klaar om ons naar Machu Picchu te brengen. We rijden door de Valle Sagrado, de heilige vallei. Waarschijnlijk zo genoemd  omdat er zoveel ruïnes van oude Incasteden liggen.
Voordat de cultuur aan bod komt, bezoeken we eerst een opvangplek voor verwaarloosde beesten. Dit hadden we niet in Peru verwacht. Vooral de grote condors trekken onze aandacht.

pe-0211-525-t-condors

Daarna bezoeken we een oud Incafort bij Pisac en rijden dan door naar Ollantaytambo. Een mooi voorbeeld van een oude Incastad, met restanten van woonhuizen, kunstig gekanaliseerde bronnen en aan de overkant van de berg voorraadkamers om groente en aardappelen te bewaren. Ook zijn in de rotsen holen te zien waar de Inca’s hun doden begroeven. De stad ligt prachtig op en tegen de terrasvormige berghellingen. Met zorg hebben de Inca’s hun woon- en werkplek gekozen. Het waren landbouwers met veel kennis van zaken. De terrasbouw maakt het mogelijk zon en water zo lang mogelijk vast te houden en daardoor een grote variëteit aan groente te verbouwen.

Onze gids, een antropoloog met een grote fascinatie voor de Inca’s, vertelt veel over de gebruiken en het leven van de Inca’s.
We hebben trek en het door de gids georganiseerde lopende buffet is een smakelijke onderbreking van de dag vol indrukken.
Hierna gaan we met het “Machu Pichu treintje” naar Aguas Calientes. Een mooie tocht langs de snelstromende rivier Urubamba. De overstromingen van het afgelopen jaar laten nog hun sporen na. Zeven kilometer spoor is toen weggespoeld. Toeristen zijn met helikopters  van Machu Picchu naar veilig gebied gebracht. Het heeft twee maanden geduurd voor het eerste treintje weer in Machu Picchu aankwam.

In de stromende regen rijden wij het traject. Het spoor gaat soms rakelings langs de afgrond. Het is niet moeilijk om een uitglijder voor te stellen! Hoewel de Inca Trail naar Machu Picchu nog is gesloten, zien we toch enkele toeristen via het spoor de route nemen. Zeer gevaarlijk maar wel begrijpelijk.
De trein stopt in Aguas Calientes, een zeer toeristisch stadje. Alle mensen naar Machu Picchu nemen van hieruit de pendelbus naar de Incastad.
Wij slapen in een aangenaam schoon hostel. We zijn moe en willen nog iets eten. We nemen de dichtstbijzijnde snackbar en eten kip en frites, echt een Mac Donald maaltijd.

Donderdag 3 februari
We staan om half vijf op om bij zonsopgang in Machu Picchu te zijn. De voortdurende regen van de afgelopen dagen doet ons het ergste vrezen: hier zijn en niets te zien. Maar dan breekt, o wonder, de zon door. Stil staan we te kijken naar dat wat voor ons ligt. Zo hoog in de bergen  een hele stad, ingeklemd tussen bergtoppen. We vinden het prachtig.

Paul, de zoon van Carla en Tom, gaat een van de bergtoppen die ons omringen, beklimmen. We vinden het moedig maar moeten er niet aan denken bij deze hoogte zo’n inspanning te moeten leveren. Na een aantal uren komt hij vermoeid maar voldaan terug. Het is hem gelukt!
Onze gids dwaalt met ons over het terrein, attendeert op bijzonderheden en geeft meer uitleg over het doen en laten van de Inca’s. De stad is pas echt ontdekt in 1911 door Hiram Bingham .De meningen over wat het is geweest zijn nogal verdeeld. Sommigen denken dat het een koninklijk buitenverblijf was, anderen denken aan een stad als politiek, religieus en administratief centrum van de omgeving. Hoe dan ook, de plek is uniek. We vinden het bijzonder om hier te staan. De weinige toeristen bieden ons de ruimte om het geheel goed in ons op te nemen.
We zijn doodmoe  als we teruggaan met het treintje en de bus naar Cuzco. Paul is doodziek. Waarschijnlijk is de klim in samenhang met een ijsje iets te veel geweest. We hebben allemaal met hem te doen. Gelukkig rijden we met eigen gids en bus en is stoppen op verzoek geen probleem.

Vrijdag 4 februari
We zijn om half acht op. In verband met de slecht werkende roetfilter van de auto van Tom en Carla rijden we samen. We komen zonder problemen Cuzco uit. De Garmin stuurt ons door de kleinste straatjes, maar we hebben inmiddels wel geleerd niet altijd naar haar te luisteren. We moeten dwars door het gebergte via de weg met de duizend bochten om aan de kust te komen.

Door de vele regen is er veel oponthoud door vallend gesteente en schuivende modder.
De dorpen lijken redelijk welvarend. Er is veel landbouw en veeteelt. We stoppen even bij een wekelijkse veemarkt, kijken onze ogen uit, maken wat foto’s en vertrekken weer. Tenslotte moeten er nog enkele bergpassen van 4000 meter overwonnen worden.

            

De route is prachtig, soms rijden we door een kloof met snel stromend water, soms over de toppen van een berg. Het is inspannend rijden door alle obstakels op de weg. De rit duurt dan ook langer dan we gedacht hadden. Juist voor het donker arriveren we op onze overnachtingsplek, een goed verzorgd buitenverblijf van een waarschijnlijk rijke familie. We eten een hapje in de grote eetzaal van het complex. De aangestoken open haard laat meer indruk achter dan de genoten maaltijd.

Zaterdag 5 februari
Iedereen is vroeg op. We hebben de weg van de duizend bochten nog niet helemaal afgelegd. Onderweg zien we op de hoogvlakte veel grazend vee en meren. Van stenen hebben de mensen grote kralen gemaakt om daarin hun vee te kunnen samenbrengen. De dieren hebben rode en blauwe strikjes in hun oren en laten daarmee zien bij welke eigenaar ze horen. We zagen ook een herder met een rood strikje ….
Onderweg zien we vrouwen met grote lasten op hun rug moeizaam omhoogklimmen. Waarom ze voor dit zware werk geen lastdieren gebruiken is ons niet duidelijk.
De laatste bergpas rijden we in dichte mist. Het zicht reikt niet verder dan 5 tot 10 meter. Gelukkig staan er strepen op de weg. Toch schrikken we herhaaldelijk door een plotseling opdoemende vrachtwagen zonder lichten. En haarspeldbochten nemen in dichte mist behoort niet tot onze favoriete bezigheden. We halen opgelucht adem als we de omgeving weer kunnen waarnemen.
In Nasca tanken we diesel en betalen met twee briefjes van honderd soles. Een briefje krijgen we terug omdat het vals is. We hebben het nota bene uit de muur getrokken in Cuzco. Als je zelfs de bank niet meer kunt vertrouwen …. We zijn gewaarschuwd en controleren alle briefjes van honderd. Het is 25 euro en dat is voor hier veel geld.
In Nasca logeren we in een Zwitsers hotel. De eigenaar wil veel geld zien voor onze overnachting. Wat de service en de vele kakkerlakken betreft zouden we geld toe moeten krijgen. Bij hem hebben we cash betaald en jullie begrijpen het al, met een briefje van honderd soles ….

Zondag 6 februari
Deze vrije dag gebruiken we om flink te werken aan een update van onze site.

Maandag 7 februari
We zijn in Nasca om de Nascalijnen te zien, geometrische figuren en lijnen getekend over grote afstanden in het zand van de woestijn. Vanuit de lucht zijn ze goed waar te nemen en men vraagt zich af hoe mensen vanaf de grond konden zien wat ze deden. Maria Reich, een Duitse wetenschapster, heeft haar hele leven besteed aan het bestuderen van de Nascalijnen. Na haar dood in 1998 is haar huisje, vlakbij Nasca, als museum ingericht. Haar kamer bestaat uit een tafel met een gammele stoel, een bed en een kachel om op te koken. Spartaanser kan het niet. Haar oude volkswagenbus, een T2, staat nog steeds voor de deur.
Reich had het idee dat de lijnen gemaakt waren door oude Paracas- en Nascaculturen en zouden dateren uit de periode van 900 voor Chr. en 600 na Chr.

Het was de bedoeling om vanuit de lucht de lijnen te bekijken. Maar door de vele ongelukken met de kleine vliegtuigjes hebben Michel en Sonja besloten om de vlucht niet door te laten gaan. Uiteraard kon iedereen op eigen verantwoordelijkheid een vlucht gaan boeken, maar niemand heeft het gedaan. En daarom hebben we vanuit een uitzichtpunt, iets lager bij de grond, enkele tekeningen gezien. Het was minder spectaculair dan we gedacht hadden. Maar ja, je moet soms iets inleveren als je niet naar beneden wilt vallen.
Op weg naar Paracas, een woestijndorp aan zee, komen we veel katoenplantages en wijnvelden tegen. Overal zie je nieuwe aanplant. Het blijft een klein wonder om te zien hoe men de woestijn vruchtbaar maakt.

We vinden in Ica een supermarkt van topkwaliteit. Genietend lopen we rond en kopen allerlei lekkere dingen die slecht voor ons zijn.
We overnachten bij hotel Mirador en nemen een duik in het grote zwembad. ‘s Avonds eten we verse forel met groente bij de bus.

Dinsdag 8 februari
We lopen om half acht gezamenlijk naar de haven voor een boottocht naar Islas Ballestas, ook wel “de Galapos eilanden voor de armen” genoemd. De rotsen zitten vol pelikanen, aalscholvers, zeeleeuwen en pinguïns. Het lijkt wel een dichtbevolkte wereldstad waar men vergeten heeft een ondergronds rioolstelsel aan te leggen. De stank is adembenemend en het lawaai oorverdovend.

                

De duizenden vogels maken van de punten van de rotsen wit besneeuwde toppen. Een keer in de vijf jaar wordt de mest verzameld en gebruikt.
Na anderhalf uur zijn we weer terug in de haven, pakken onze auto in en rijden verder.
De auto van Carla en Tom toont na een reset geen rode lampjes meer. Het roetfilter is kennelijk weer geacclimatiseerd en ze kunnen zonder problemen verder rijden. Nu moet dit kunstje nog zijn nut bewijzen bij de auto van Marion en Frank.
De autoweg naar het noorden loopt dwars door Lima. Het moet lukken om zonder problemen de stad door te komen. Wij komen echter in een omleiding terecht en raken het spoor bijster. Tegen onze wil belanden we op het centrale plein van Lima. Politie zet ons weer op het goede spoor.
Even buiten Lima worden we aangehouden door de politie. Te hard gereden, hetgeen onmogelijk is omdat ik zat ingeklemd tussen twee vrachtwagens. Meetapparatuur is nergens te zien. We houden ons van de domme, spreken geen Spaans. Ze willen mijn autopapieren, zeggen dat ze die vasthouden (we hebben kopieën gegeven, niet van echt te onderscheiden) en dat we moeten betalen. Eerst tien dollar, dan diesel voor hun dienstauto. Op alles zeggen we dat we het niet begrijpen. We blijven wel vriendelijk ….  De agenten hebben genoeg van die domme vrouwen die niets begrijpen en laten ons door rijden. Van de anderen begrijpen we dat iedereen is aangehouden en bijna niemand iets heeft betaald.
We verzamelen op het strand van Huacho. Omdat nergens in de buurt een hotel met parkeergelegenheid is, kamperen we aan zee. De bewakers van de schuin tegenover ons liggende gevangenis zeggen tegen Michel dat we er veilig kunnen staan en dat zij wel een oogje in het zeil houden.

Wim en Frank  komen met tegenovergestelde informatie van de politie. Omdat het laat is en er geen ander alternatief beschikbaar is, besluiten we afwisselend in tweetallen een uur te surveilleren. Iedereen zet zijn portofoon aan en gaat naar bed. Wij als twee vrouwen ontspringen de dans.
Marion en Frank pakken het eerste uur. Er komt een wagen met drie mannen het strand oprijden. Ze zeggen dat ze van de politie zijn. Ze dragen geen uniformen en rijden niet in een politieauto. Rond twee uur komt de echte politie langs en besluit tot half zeven de wacht te houden. We kunnen allemaal slapen.

Woensdag 9 februari
Na deze toch wel spannende nacht rijden we verder door het noorden van Peru.
De echte zandwoestijn wordt afgewisseld met vruchtbare vlaktes langs rivieren. Hier verbouwt men suikerriet, zien we bananenplantages en zelfs rijstvelden met bevloeiingskanalen. Soms zien we bordjes in de woestijn met daarop de tekst “propriadad privada”. Het verbaast ons dat grote stukken woestijn toch privé eigenaren hebben. Het zijn vast mensen met een optimistisch karakter of een vooruitziende blik.
We verheugen ons om vroeg op de camping te zijn en tijd te hebben voor de was en een poetsbeurt van de binnenkant van de auto.
Bij een lange afdaling gaat het echter mis. Ik wil terugschakelen maar krijg de auto in geen enkele versnelling, het koppelingspedaal gedraagt zich als een ballon waar de lucht uit is. We zetten de auto langs de kant van de drukke weg en nemen de schade op. Dit lijkt ons ernstig. We volgen het advies van Gerard op: in noodsituaties koffie zetten en een foto maken.

We sms’en Michel en Sonja, zij zitten honderd kilometer achter ons en kunnen met anderhalf uur bij ons zijn. Alle leden van de groep komen successievelijk voorbij, stoppen en vragen of er hulp nodig is. We zeggen dat ze door kunnen rijden en dat we op Michel wachten.
Sjaak en Ans zijn de laatste van de groep en arriveren bijna tegelijkertijd met Michel en Sonja. We leggen stenen op de weg, zetten onze gevarendriehoek uit en gebaren de voortrazende vrachtwagens hun snelheid iets te temperen. Uit het eerste onderzoek van Michel en Sjaak blijkt dat het probleem in ieder geval niet ter plekke is op te lossen. We moeten door Michel naar de volgende stad gesleept worden. Een inspannende bezigheid omdat het sleeplint niet slap mag hangen, we nog steeds in bergachtig gebied zitten en de eerstvolgende stad tachtig kilometer verder ligt. Daar gaat ons knipperend konvooi: Michel en Sonja voorop, wij er tussenin en Sjaak en Ans als rugdekking.
We bereiken tegen de avond Trujillo. We stoppen bij een pompstation die 24 uur geopend is en daardoor de hele nacht bewaakt. Wij slapen hier in de bus. Ans en Sjaak gaan naar de overnachtingsplek van de groep en Michel en Sonja zoeken een garage waar we morgen vroeg met onze bus naar toegebracht kunnen worden.

Donderdag 10 februari
Rond acht uur sleept Michel ons naar een garage die, naast andere merken, ook Volkswagen in zijn logo heeft staan. Er wordt direct gekeken wat er aan de hand zou kunnen zijn.

pe-0211-951-t-autopech

Uiteindelijk blijkt de drukgroep kapot te zijn en de koppelingsplaat aan een kant versleten. De nieuwe onderdelen moeten uit Lima komen. Volkswagen Campercentrum in Amersfoort wordt gebeld voor het motornummer van de bus, het is nergens op de auto te vinden. Michel maakt een afspraak met de garage over de kosten. Men rekent op vijf uren werk, de klus zal voor de afgesproken prijs gedaan worden, ook als het meer tijd zal kosten.
En dan begint voor ons het lange wachten ….
We overnachten in onze eigen camper op het terrein van de garage. We hebben een toilet en een nachtwacht. Er valt dus niets te klagen.

Vrijdag 11 februari
Om acht uur komen de monteurs en moeten wij onze camper uit. We hopen dat de onderdelen vandaag aankomen zodat we ons ‘s avonds bij de groep kunnen aansluiten. Wij hangen in de showroom en doen voorbereidingen voor de update van de site. Michel haalt ons op voor de gezamenlijke lunch met de groep. We kunnen even douchen op de overnachtingsplaats van de groep en zijn rond vier uur weer terug op ons logeeradres.
De onderdelen zijn niet aangekomen.

Zaterdag 12 februari
Elke morgen staan de zestien werknemers van de garage in een kring voor een gezamenlijke briefing. Er heerst een kameraadschappelijke sfeer. De mensen rondom ons zijn aardig. De onderdelen zijn  gearriveerd, echter ook een begrafeniswagen met pech en die gaat voor. Als het drie uur is worden we ongeduldig. Onze auto hangt nog steeds in de lucht, maar er wordt niet aan gewerkt. We kunnen niet bij onze spullen en winkels en restaurants bevinden zich niet in deze buurt. Als we aan de secretaresse vragen of we ergens brood kunnen krijgen, vraagt zij een medewerker brood uit de stad mee te brengen. We bestellen vier broodjes. Als de man terugkeert met een grote zak en wij die openen blijken er vijfentwintig broodjes in te zitten. Hij heeft waarschijnlijk begrepen dat hij voor vier soles broodjes mee moest brengen. We kunnen even vooruit.

                     

Om zes uur verwacht men klaar te zijn. De uren verstrijken. De meeste monteurs vertrekken en tot onze verbazing worden bij het weggaan hun tassen gecontroleerd en zijzelf door de nachtwaker gefouilleerd. Men schijnt het heel gewoon te vinden.
Onze hoofdmonteur Alberto is nog steeds met onze auto bezig, samen met twee anderen. En om half  twaalf  ‘s avonds is de klus nog niet geklaard. Hij belooft de volgende morgen, zondag!, terug te komen. Ondertussen raken we steeds verder van de groep verwijderd.

Zondag 13 februari
Zondagmiddag rond vijf uur is de auto klaar. Er moeten alleen nog enkele moeren van de wielophanging vaster worden aangedraaid. De speciale sleutel die daarvoor nodig is, ligt echter in het afgesloten magazijn. We rijden twee uur met Alberto langs vrienden op zoek naar die speciale sleutel. Uiteindelijk belt hij zijn baas en vraagt of hij het magazijn wil openen om die speciale sleutel te pakken. De enige die de toegangssleutel tot het magazijn heeft is de vrouwelijke chef van die afdeling. Zij is echter met haar man op bezoek bij haar moeder. Uiteindelijk rijden we met baas, cheffin en haar man, en Alberto terug naar de garage waar de speciale sleutel uit het magazijn wordt gehaald. Daar staan dan op zondagavond zes mensen in de garage om twee Nederlandse vrouwen weer op weg te helpen.

Inmiddels is het voor ons te laat om te vertrekken. We vragen aan de nachtwacht om een pizza voor ons te bestellen. Bij kaarslicht “dineren” we in deze romantische omgeving. De nachtwacht vindt het prachtig. Hij krijgt ook pizza en op deze manier brengen we de vierde nacht in de garage door.

Maandag 14 februari
Zo gauw het licht is vertrekken we. De nachtwacht  doet om zes uur de deur voor ons open. De als afscheid gegeven boodschappentas met molentjes wordt enthousiast ontvangen.
We weten dat de groep inmiddels in Ecuador is aangekomen. Na de grens is telefoonverkeer niet meer mogelijk. Michel en Sonja sturen via de mail de procedure rond de grensovergang aan ons door.
Het wordt een fikse rijdag. Vanaf Trujillo rijden we via Piura naar Sullana. We willen zoveel mogelijk kilometers maken om zeker te zijn dat we op tijd bij de groep zijn om de Galapagos eilanden te halen. Onze pauzes zijn zeer kort en er wordt bijna rijdend geluncht. Rond vijf uur bereiken we Sullana. Alle hotels blijken vol vanwege de olieboringen in dit deel van Peru. De Peruaanse oliemaatschappij  heeft voor maanden de hotels bezet. Na twee uur zoeken hebben we nog niets gevonden. Bij een hotel kunnen we wel ervoor met de camper op straat staan. De bewaking van het hotel zal een extra oogje in het zeil houden, evenals de vele werknemers van de oliemaatschappij die in wisseldiensten ‘s nachts met hun terreinwagens naar het boorterrein verdwijnen.
‘s Morgens liggen we beiden nog veilig in de auto.

Naar verslag Ecuador