Donderdag 31 augustus
Wij verlaten de graftombe van Khomeini, storten ons in het drukke verkeer van Teheran en zonder al teveel problemen vinden wij de route naar het oosten, naar de provincie Mazandaran.
De aanvankelijk saaie hoogvlakte verandert in een prachtig bergachtig woestijngebied met schitterende kleuren en steeds verassende vergezichten.
Ten noorden van Semnan liggen op 1840 meter hoogte een reeks gestapelde terrassen van travertijn die oranje en rood van kleur zijn. De terrassen zijn gevuld met water uit warme bronnen die veel ijzeroxide bevatten. Door de belichting heeft dit prachtige natuurverschijnsel steeds een andere uitstraling.
De “hot springs” zijn niet te bereiken met een gewone auto. Zelfs met 4×4 is het een heel gedoe om boven te komen. We overnachten op een plek in de buurt van de “hot springs” en krijgen zoals steeds de nodige bezoekers aan onze deur die ons welkom heten in Iran.
Vrijdag 1 september
Op een betere plek verder van de weg en tussen de schapen genieten wij van een “vrij-dagje”: de auto van binnen poetsen, lezen over Iran en verslag uitwerken.
Men kan ons van de weg af zien staan en toeterend passeren de auto’s. Toeristen uit Europa komen hier niet, laat staan in campers. En de Iraniërs zijn vriendelijke mensen en laten duidelijk hun waardering voor ons bezoek aan hun land blijken.
Zaterdag 2 september
De 431 km door de Kavir-woestijn naar Qom leggen we zoevend af over een schitterende nog niet op de kaart aangegeven snelweg.
Er zijn in Iran voldoende tankstations aanwezig, echter weinigen leveren ook diesel. In Iran rijden bijna alle personenauto’s op benzine. Bovendien heb je een pasje nodig om te kunnen tanken. Die krijg je of van een vrachtwagenchauffeur of van de pompbediende, of helemaal niet. Op het pasje krijgen de chauffeurs een gelimiteerde hoeveelheid diesel voor een bepaald aantal kilometers tegen de helft van de prijs. Wij betalen als buitenlander het dubbele, waarvan de chauffeur de helft krijgt als hij het pasje aan ons uitleent. Als onze tank nog voor driekwart is gevuld kijken wij al uit naar een tankstation!
Ook een steeds terugkerend ritueel is het scoren van vers brood en de dagelijks kleine boodschappen. In de dorpjes waar we doorheen rijden lukt het ons steeds beter om de verse bakker te spotten en te krijgen wat wij willen hebben, zij het weliswaar met handen en voeten.
In Qom moeten wij dwars door de stad en het verkeer lijkt hier nog hectischer dan in Teheran. We zijn blij als wij eindelijk op het ons vertrouwde Allavia-park arriveren en onder de schaduw van een boompje ons een alcoholvrij pilsje inschenken.
Zondag 3 september
Qom is na Mashad de tweede heilige stad in Iran voor de sjiieten. Hier is de grafmoskee van Fatima, de zuster van de achtste imam Reza die in Mashad begraven ligt. Ze was in 816 op weg naar haar broer, overleed en is toen in Qom begraven. Zij stond bekend als intelligent en zeer bescheiden.
Haar mausoleum met de gouden koepels is al van verre zichtbaar. Ieder jaar stromen op gedenkdagen miljoenen pelgrims naar de stad.
Hoewel wij weten dat het mausoleum en de moskeeën voor ons als niet-moslims niet toegankelijk zijn, persen wij ons met ons zessen in een taxi om het heiligdom te bezoeken.
Qom staat bekend als de “chador-city”. Kleurrijke hoofddoeken zie je hier niet en ook wij hebben de kleur van onze kleding enigszins aangepast. Het is ook de stad van de koranscholen en de religieuze universiteiten. Veel van de geestelijken die nu politieke posten bekleden hebben in Qom gestudeerd, zo ook Khomeini.
De imams onderscheiden zich door het dragen van witte en zwarte tulbanden. De dragers van de zwarte tulband zijn rechtstreekse afstammelingen van Mohammed, de dragers van de witte tulband zijn lager in rang en talrijker. Beiden worden door hun omgeving met zeer veel respect bejegend.
Het mausoleum is een groot complex van madrassa’s, moskeeën, gastenverblijven, binnenplaatsen, enorme fonteinen, vergulde koepels en minaretten. De hoofdingang is één en al spiegel. Het is prachtig om te zien.
Helaas mogen wij nergens naar binnen. Deels doordat wij geen moslims zijn, deels door de verscherpte veiligheidsmaatregelen sinds de aanslag in Teheran eerder dit jaar. Sommige ruimtes zijn nu ook voor de moslims afgesloten.
Na deze kleine tegenvaller storten wij ons op de specialiteit van Qom, de sohan, karamelachtige koekjes. We nemen een aantal doosjes mee als kleine souvenirs maar moeten moeite doen om er af te blijven, zo lekker zijn ze.
Terug op onze camperplek gaan Nancy, Marijke en ik lunchen. We komen in een authentiek Iraans restaurant waar alleen Iraniërs lunchen. Wij kunnen de kaart niet lezen en de ober spreekt geen woord Engels. Wel een Iraniër aan een ander tafeltje. Wij vragen hem om voor ons iets lekkers samen te stellen hetgeen hij in intensief overleg met de ober doet.
Dan verschijnt een grote ronde schaal met allerlei Iraanse specialiteiten. Wij hebben ervan genoten.
Minder genieten wij van onze niet goed werkende huishoudaccu’s waardoor de koelkast het af laat weten en bij deze hitte kunnen de zonnepanelen het werk ook niet aan. Met bevroren flesjes water uit de diepvries van Nancy en een stationair draaiende motor proberen wij de koeling nog enigszins op peil te houden en dat lukt aardig.
Maandag 4 september
We gaan rond tien uur op weg naar Kashan om een zoutmeer te bezoeken. We rijden midden door de Maranjab woestijn en verzamelen bij de ingang van de ongeasfalteerde weg naar het zoutmeer.
Na een half uur rijden wordt besloten een bivak te maken en het zoutmeer achterwege te laten gezien de slechte wegcondities. In het mulle zand rijden wij ons vast en met schoppen en het voertuig van Hans staan wij uiteindelijk ook op de prachtige afgelegen plek midden in de woestijn.
Ver van de bewoonde wereld kunnen wij nu eens de buitendouche gebruiken.
Iedereen hangt uitgeteld voor zijn camper. Bij temperaturen boven de 45 graden wordt onze energie langzaam uit ons weggetrokken. Voor even kan op deze verlaten plek de hoofddoek af! Wat een opluchting.
Dinsdag 5 september
Zonder problemen, maar wel met de aanwijzingen van Hans, komen wij het uit het mulle zand.
De drukke snelweg door de woestijn die ons naar Jazd moet brengen zit vol vrachtverkeer. Er is nauwelijks personenvervoer. Wij zijn tot nu toe geen buitenlandse toeristen tegengekomen, laat staan met eigen vervoer en dan ook nog twee vrouwen. Dat geeft aanleiding tot veel getoeter en opgestoken handen als begroeting.
In Jazd staan wij op de ons vertrouwde plek vlak bij het centrum. Twee jaar geleden was men druk bezig de weg naar de moskee te bestraten, nu is de klus voltooid en ligt Jazd er prachtig bij.
Wij vinden het heerlijk weer in deze stad te zijn, rond te lopen en de sfeer te proeven.
’s Avonds eten wij met z’n zessen bij het Vali Traditional Hotel “dissy”, een speciale soep met bonen en lam.
In de kelder kan men nog zien hoe ingenieus het water van zestig kilometer ver via allerlei kanaaltjes door de huizen stroomt.
De souvenirwinkeltjes hebben zich uitgebreid en wij zien zowaar soms aankondigingen dat er met mastercard of visa betaald kan worden. De betalingen verlopen via Koeweit en er wordt vijf procent provisie berekend.
’s Middags proberen wij in de koelte van het Silkroadhotel ons verslag af te maken, om daarna bij avondlicht nog een wandeling door het stadje te maken. De verlichte moskee is het stralende middelpunt op het plein. De Iraniërs weten wel sprookjes te creëren.