Montenegro

Maandag 5 augustus
Op een kleine file na gaan wij zonder problemen en lange wachttijden de grens naar Montenegro over. Via een weg met vele haarspeldbochten en schitterende vergezichten eindigen wij bij de baai van Kotor. Aan de westkant van de baai lig het plaatsje Morinj met camping Naluka. Dit wordt onze overnachtingsplek voor een aantal dagen.
Op het tafeltje bij de receptie ligt het reisboek over Montenegro van Paul  Wennekes. De eigenaar vertelt trots dat hij Paul, die hier regelmatig met groepen overnacht, goed kent. Als hij hoort dat het onze bedoeling is om bij Paul en zijn vrouw Marianne langs te gaan moeten wij vooral de groeten overbrengen.

Wij ontmoeten hier weer de Nederlanders van de ducktape. Nu zijn zij ons behulpzaam door een lekke band van onze vouwfiets te plakken.
Helaas is de binnenband poreus en in deze maat in Kotor niet verkrijgbaar. Er wordt hier nauwelijks gefietst, ook al probeert men daar wel verandering in te brengen. Fietspaden zijn er niet en op de bochtige smalle wegen is het levensgevaarlijk fietsen. Een goede levensverzekering is daarom aan te bevelen ….

Ook ik ging, lopend weliswaar, onderuit in de bocht langs de weg. Lag zo dat ik zelf niet overeind kon komen en Marijke, die zich aan de andere kant van de weg bevond, zag de wagens in grote vaart langs mij heen suizen. Het met mij meereizende engeltje op mijn schouder heeft mij beschermd. Maar de gehavende knie heeft ze over het hoofd gezien en dat begrijp ik nou niet, omdat deze er best indrukwekkend uitzag (en nog steeds ziet).

Dinsdag 6 augustus

Een vrije dag; dat betekent zwemmen, de was doen en lezen. En ’s avonds aan het meer een visje eten.

                                    

Woensdag 7 en donderdag 8 augustus
Met de lijnbus gaan wij ’s morgens om kwart over acht naar Kotor. En wij hebben geluk, er zijn nog nauwelijks toeristen. Via de hoofdpoort komen wij in het oude gedeelte van de stad. Op de poort staat een inscriptie van Tito uit 1944 met de volgende tekst: “Wat niet van ons is willen wij niet en wat van ons is geven wij niet.”  Duidelijk toch.

En dan ineens sta je op een plein en waan jij je midden in één of andere Italiaanse stad. Hetgeen niet verwonderlijk is omdat Kotor vanaf de Middeleeuwen een tijdlang een kolonie van Venetië is geweest.

Het is heerlijk om tussen de smalle straatjes te dwalen, omhoog en opzij te kijken en te genieten van deze goed gerestaureerde stad. Huizen, paleizen en kerken zijn aan elkaar vastgebouwd. De ruimte die nog over is wordt gevuld met restaurantjes, drinktentjes en winkeltjes.

                      

 

We bezoeken de kathedraal, het maritiem museum en constateren dat de harmonische architectuur en de sfeer van het stadje op ons de meeste indruk maakt.
Om zicht te krijgen op de lange verdedigingsmuur rondom de oude de stad lunchen wij in een restaurant buiten het centrum. Van daaruit zien wij de het fort op de berg liggen.

 

Te bedenken dat er mensen zijn die bij een hitte van 40 graden naar boven klimmen doet ons bijna rillen.
Vanaf ons terras zien wij een gigantisch cruiseschip aanmeren. Het lijkt of de hele stad wordt weggedrukt. En hordes mensen worden door de smalle toegangspoort gedrukt, waarschijnlijk niet bewust van de tekst boven hun hoofd.

Wij nemen de bus terug en gaan zwemmen in het meer.
Vanwege de mooie plek en de faciliteiten, zwemwater bij de hand en een restaurant met een prachtig uitzicht voor de deur, blijven wij een dag langer dan de bedoeling was.

Vrijdag 9 augustus.
Vanaf Morinje rijden wij langs de baai en nemen dan de oude karavaanweg naar Njegusi richting Cetinje. Een weg met 25 haarspeldbochten en zo smal dat passeren alleen mogelijk is in de weinige uitwijkhaventjes.

We twijfelen als wij de weg zien en besluiten om te keren. Even later zien wij een Oostenrijker met een iets grotere camper deze weg op gaan. Als hij het kan kunnen wij het ook, dus rijden maar! Wij zijn net een paar honderd meter op weg als de Oostenrijker terug komt, hij durft het niet aan.
Wij overleggen wat wij zullen doen. Achteruitrijden op een bergpas is niet mijn favoriete bezigheid. Dan ineens schiet een grote touringcar voorbij, die direct de hele weg in beslag neemt. De Oostenrijker en wij schieten er meteen achter aan. Een van de weinige momenten waarop je blij bent een bus voor je neus te hebben.

Gelukkig is er nauwelijks verkeer en de weinige auto’s die we tegenkomen worden door de bus rücksichtlos achteruit gedreven en tegen de rotswand gedrukt, het is millimeterwerk. Het uitzicht is fenomenaal en de rit meer dan waard.

Bijna aan het einde van de tocht is er een restaurantje waar de Oostenrijkers en wij stoppen om koffie te drinken. De Oostenrijkers maken ons een compliment voor onze rijkunst. We vragen ons af hoe hij dat beoordeelt omdat hij voor ons reed. Misschien was hij verbaasd dat wij hem bij konden houden. 
Aansluitend aan deze tocht willen wij door het Lovcen Nationaal park rijden waar boven op de hoogste berg van 1970 tot 1974 een mausoleum is gebouwd voor Petar II Petrovic. Deze man,  geboren in 1813 en gestorven in 1851, was een uitstekend staatsman, filosoof, dichter en diplomaat en heeft veel betekend voor de ontwikkeling van Montenegro. Helaas staat de weg naar de bergtop vol met auto’s en kunnen wij voor onze camper geen plek meer vinden. Wij groeten de man op afstand en keren terug.

Dan naar Cetinje. Hier staan enkele musea en een klooster op ons programma.

Het Servisch-orthodoxe klooster is vooral bekend vanwege relikwieën die er zouden liggen, namelijk de rechterhand van Johannes de Doper en een splinter van het kruis van Christus. De kerk mogen wij als toeristen niet bezichtigen. De splinter en de hand hebben wij niet gezien.
Vlak bij de kerk staat het vroegere paleis van Petar II Petrovic. Het is nu in gebruik als museum en geeft een impressie van het leven en werk van deze man.

De koninklijke kroonjuwelen zijn een van de hoofdattracties van het museum. Van verder historische objecten zien wij vanwege de hitte af.
Aan het einde van de middag stallen wij onze auto op camping Miami Beach. Het strand en de hoeveelheid strandstoelen zijn van een dermate grootte dat het zijn naam eer aan doet.

Als wij ’s avonds in het strandrestaurant willen eten, zijn wij tot onze verbazing de enige gasten. Na het eten begrijpen wij waarom. Een camping die ons stimuleert om verder te trekken en ons heil in Albanië te zoeken.