Donderdag 10 mei
Op naar een nieuw land: Kazachstan. Het is een immens land, even groot als Spanje, Portugal, Frankrijk, Benelux, Duitsland, Zweden, Denemarken en Groot-Brittannië tezamen. Een land om in te verdwijnen. Er wonen maar vijf mensen per vierkante kilometer.
We nemen de grensovergang voorbij Chelyabinsk, Troitsk. Voor de grens staan een aantal opleggers volgeladen met Duitse BMW’s en Mercedessen. Alles legaal?
We hebben ons ingesteld op lange wachttijden. Tot onze verbazing worden we vriendelijk begroet door een lachende douanier. Door haar worden onze gegevens vlot en efficiënt afgehandeld. Kunnen de Russen nog iets van leren. Roman als tolk is in deze situaties onontbeerlijk.
We rijden Kazachstan binnen op een prachtig geasfalteerde weg. Alles ziet er schoon en netjes uit, maar het betreft alleen de eerste kilometers bij binnenkomst. Als we het eerste dorp passeren worden we weer geconfronteerd met de Russische grauwheid van het platteland. Alles wat defect is, blijft liggen op de plek waar het is bezweken. De afbraak wordt aan de natuur overgelaten.
Langs de weg worden hele kuddes vee bijeengehouden door mannen te paard. De weg die wij rijden van Troisk naar Astana is een van de weinige hoofdwegen die het land doorkruisen. In Kostany begeven we ons op weg naar het enige motel in de stad. Ons busje wringen we tussen oude auto’s en vrachtwagens die allemaal een bewaakte parkeerplek zoeken. Kennelijk is het gevaar voor beroving zo groot dat niemand het in zijn hoofd haalt om langs de kant van de weg te gaan staan.
Op deze “idyllische” plek vieren we de verjaardag van Jan. Het is mooi weer en tafels en stoelen worden tussen de campers en de afgedankte auto’s gezet. Na afloop van de borrel en hapjes gaan Marijke en ik iets in het motel eten. Er zitten alleen vrachtwagenchauffeurs met prachtig doorleefde koppen. Kazachstan telt 126 nationaliteiten en dat is duidelijk aan de mensen te zien.
Het valt niet mee iets te bestellen als je niet kunt lezen wat er op de menukaart staat en er niemand is die Engels of Duits spreekt. Waarom zouden ze ook, hier komen nooit toeristen.
We beduiden dat wij in de keuken willen kijken. Misschien staat er iets te pruttelen en kunnen wij wat aanwijzen. De koelkast wordt open gedaan. Er komen pannen te voorschijn met een inhoud die ons niet aanspreekt. Roman wordt uit zijn motelkamer gebeld om ons te helpen. Hij eet en drinkt gezellig met ons mee en dat alles voor een prijs die beschamend laag is.
Vrijdag 11 mei
Vandaag is er alleen een koude douche. Ook al is het warm weer, een koude douche trekt ons niet. We kunnen een warme douche krijgen maar dan moeten we de sauna voor een uur afhuren. Oké, voor 6 dollar een warme douche en nog eens 6 dollar voor Jansje en Bertus. Voor de eigenaars moet het een goede dag zijn: 12 dollar verdiend en de sauna is maar een kwartier gebruikt. Zo vroeg in de morgen heb ik nog nooit in een sauna gestaan.
Om 8.15 uur zijn we al weer onderweg. We rijden dwars door de steppen van Kazachstan. Soms zien we een aantal tractoren in het landschap, maar nergens is een dorp te bekennen. De weg ligt als een rechte dijk over de steppe. Soms geeft een verkeersbord aan dat er bobbels in de weg zitten. Vertaald zijn dat gigantische kuilen.
Ons GPS geeft geen plaatsen of wegen in Kazachstan aan. Ons 27mc bakje heeft in het begin even gewerkt en daarna de brui eraan gegeven. Het is lastig maar niet onoverkomelijk.
We gaan vandaag naar Atbasar. Leen en Lenie zijn met Roman vooruitgereden om een slaapplek te zoeken. We verbazen ons elke dag hoe de wegen nog slechter kunnen zijn dan de dag ervoor.
Marijke en ik komen bij een kruispunt met onduidelijke bewegwijzering. We weten niet welke kant we op moeten. Ik “vraag” het aan een vrachtwagenchauffeur. Hij spreekt Kazachstaans en ik Nederlands, schiet lekker op. We begrijpen dat de weg naar Atbasar onbegaanbaar is en we via Koksetau naar Astana moeten rijden. Als vrachtwagenchauffeurs dit zeggen, zal het ook echt zo zijn. We kunnen niet op eigen houtje een andere route nemen en we zien niemand van de groep. We besluiten toch maar de richting op te gaan die afgesproken is, en we zien wel of de weg berijdbaar is. Het is te hopen dat we nog iemand van de groep tegenkomen. We vragen ons af wat zij gaan doen. Nu is het lastig als je een niet werkend 27mc bakje hebt. De anderen kunnen kilometers achter of voor ons zitten, we hebben geen idee. Ineens zien we Bertus en Jansje. Ook zij weten niet welke kant wij op moeten. Daarom besluiten wij in het dorpje Ruzaevka onze boodschappen te doen. Het is een ongelooflijk toeval als iedereen uiteindelijk in hetzelfde dorpje belandt. Lute heeft al een stukje van de onbegaanbare weg gereden en is teruggekeerd. Conclusie: niet te doen. In het dorp verzamelt de jeugd zich rond de campers en vermaakt zich met onze wereldkaart. Jan pompt een van zijn vele voetballen op en Marijke speelt een partijtje met de schooljeugd. Als blijkt dat zij de bal mogen houden zie je de verbazing in hun ogen. Ze kijken ons ongelooflijk aan.
Leen en Lenie zijn vooruitgereden op de afgesproken weg om alvast een kampeerplek te zoeken. Er wordt geprobeerd via een sms-je hen te bereiken en te zeggen dat we een andere route nemen. We wachten op een reactie, maar er is geen ontvangst. We besluiten om via Koksetau naar Astana (oude naam Akmola) te rijden.
Later horen wij dat zij geprobeerd hebben om de afgesproken route te rijden. Na 160 km op een vreselijke weg zijn zij uiteindelijk terug gegaan omdat ze niet verder konden. Drie uur later komen zij ook aan op de slaapplek die we ondertussen hebben gevonden. Twaalf uur achtereen op zeer slechte wegen rijden is uitputtend.
We vinden een keurig bewaakte parkeerplaats met motel in Koksetau. Het is 28 graden buiten.
De vrouwelijke manager probeert via het Russisch-Engels woordenboek het menu met ons door te nemen. Het wordt schapenvlees en salade. Als dank voor haar hulp laten we een toilettasje met een eau de toilette achter.
Zaterdag 12 mei
Rond acht uur vertrekken we naar Astana. De weg van Koksetau naar Makinsk is fantastisch (Nederlandse weg!).
Op een plek met veel dennenbomen maken we een sanitaire stop. Even hebben we niet in de gaten dat door de vele regens en smeltende sneeuw de ondergrond moerassig is. Marijke verliest haar klompen en staat tot haar enkels in de modder. Ik probeer haar klompen uit de modder te halen maar raak dan zelf in de problemen. Wat een gestuntel. En ons vele lachen helpt ook niet om uit de zuigende modder te geraken.
Honderden kilometers rijden we zonder dorp, benzinepomp, mensen of dieren te zien. Als we 20 à 30 liter van de tank gebruikt hebben proberen we deze weer aan te vullen. Het kan echter zijn dat een tankstation geen diesel meer heeft. Het duurt dan weer 100 km voor je de volgende pomp tegenkomt. Er is ons gezegd dat de diesel in Kazachstan niet zuiver is en er toevoegingen gebruikt moeten worden. Uiteraard hebben wij die bij ons maar het blijkt niet nodig. Ook Kazachstan gaat mee in de ontwikkelingen. We zien tientallen in aanbouw zijnde benzinepompen.
We vinden een mooie campingplek achter Astana aan de Esil. Er is elektriciteit, water, douche en restaurant. Wat een luxe.
Op de plek waar wij staan ontmoeten we een paar Kazachstanen. Zij zijn zeer geïnteresseerd in onze reis en bekijken met interesse de landkaart op de camper. Ze zijn de eerste Engelssprekende Kazachstanen die wij tegen komen. Ze zijn trots op hun land en enthousiast dat wij zo’n lange reis hebben ondernomen om hier te komen. Het zijn jonge ondernemende Kazachstanen met goede functies in het bedrijfsleven en in de advocatuur. Ze gaan met hun vrienden picknicken in het veld achter onze staanplaats en nodigen ons uit voor een borrel en een hapje. Deze mensen zijn hartverwarmend gastvrij.
De Kazachstanen hebben de gewoonte bij elke dronk die ze uitbrengen een kleine speech te houden met daarin verwerkt allerlei goede wensen voor de gasten. Dit alles komt recht uit het hart.
Ze willen morgen voor de hele groep een excursie organiseren naar Astana. We zijn heel blij met dit aanbod.
Een Duits sprekende Rus (Russische ouders en opgegroeid in Duitsland) kan niet begrijpen dat wij het aangedurfd hebben met campers deze reis te maken over deze slechte wegen. Hij zou het met zijn personenwagen nog niet hebben aangedurfd. Je zou bijna gaan geloven dat het een prestatie is!
We eten ‘s avonds gezamenlijk in het restaurant bij de camping. Een camping in Kazachstan, en ook in Rusland, is geen camping zoals wij die kennen. Meestal is het alleen een bewaakte parkeerplaats met een houten toilet. Het is luxe als er water is en super-de-luxe als er elektriciteit en een douche zijn. In het laatste geval staan we dan meestal bij een motel.
Zondag 13 mei
Rond half elf staan er drie auto’s klaar om ons naar Astana (voorheen Akmola) te brengen.
Astana is sinds 1998 de nieuwe hoofdstad van Kazachstan. Rond 1954 is men pas goed begonnen om het gebied midden in de steppe te ontginnen. Veel vluchtelingen uit de Oekraïne, Wit-Rusland zijn hier na de tweede wereldoorlog neergestreken. Ook zijn tienduizenden jonge mensen vrijwillig en ook onvrijwillig naar hier gestuurd om mee te helpen het gebied bewoonbaar te maken.
Almaty, de vroegere hoofdstad, heeft zijn macht moeten afstaan aan Astana. Een van de hoofdargumenten was dat er teveel economische en politieke macht in het zuiden geconcentreerd was. Daarnaast wordt Almaty regelmatig door aardbevingen geteisterd en Astana niet.
Russische, Kazachstaanse en Japanse (Kisho Kurokawa) architecten hebben samen een ontwerp gemaakt voor de nieuwe regeringsstad Astana. Het is een totaalconcept; indrukwekkend en overrompelend. Er is door de president van Kazachstan, Nazarbajev, meer dan 10 miljard dollar uitgetrokken om dit ontwerp te realiseren. Ook is er veel buitenlands kapitaal beschikbaar voor dit project. In 2030 moet alles gerealiseerd zijn. Nu staan er al veel regeringsgebouwen, een presidentieel paleis, congrescentrum, universiteitsgebouw, buitenlandse ambassades en nieuwe huizen voor het ambassadepersoneel. Ook is met Japans geld een nieuwe luchthaven uit de grond gestampt.
Al deze zaken willen Kuan en Ruslan ons laten zien. Er is voor Astana niets gepland, en wij zijn zeer blij met hun aanbod.
Ze brengen Marijke en mij naar een goed internetcafé en halen ons na een uur weer op. Precies zoals is afgesproken. We kunnen eindelijk de foto’s en het verslag over de Oekraïne versturen. Het gaat snel en efficiënt.
We bekijken een grote maquette van de stad waarin alle bouwprojecten zijn opgenomen. Als we nadien in het regeringscentrum de nieuwe gebouwen zien, worden we geïmponeerd door de verassende bouwstijlen die heel harmonieus tot een totaalplan zijn gesmeed.
De levensboom is een belangrijk monument dat hoog boven de stad uitsteekt en van waaruit je een prachtig zicht hebt op alles wat er is gebouwd.
Ik kan me voorstellen dat de jonge Kazachstanen trots zijn op deze stad. Aan het einde van de dag nemen ze ons mee naar een jourt (nomadentent) voor een echt Kazachstaans eten. Salade, paardenvlees en kamelenmelk.
We zijn helemaal beduusd van deze gastvrijheid. Als ze ons aan het einde van de dag naar de camping terugbrengen duikt iedereen in zijn camper om te kijken of wij nog iets als dank kunnen aanbieden.
We wisselen internetadressen uit en zullen de foto’s van dit gebeuren op de site zetten.
Maandag 14 mei
Na vijf dagen in Kazachstan moeten wij ons laten registreren. George en Roman gaan dit regelen. Al deze zaken kosten tijd. Drie uur later kunnen we vertrekken naar Qaraghandy. We staan bij een motel en eten sjasliek. Het is zonnig weer en er staat een stevige steppewind.
Dinsdag 15 mei
Een loodrechte weg dwars door het landschap brengt ons van Qaraghandy naar Balqash. Zover we kijken steppen. Geen bomen, nauwelijks dorpen en elektriciteitskabels. Grote kudden paarden met veulens en herders te paard zijn de enige accenten in het landschap. Wat een ruimte hebben deze beesten, en wij trouwens ook.
We rijden op 850 meter hoogte, voor ons en opzij de bergen van Qarqaraly. Zo nu en dan passeert een vrachtwagen. Het zijn bijna altijd vrachtwagens en bussen uit Europa. Ze hebben een Kazachstaans nummerbord. Waarschijnlijk worden deze auto’s bij ons afgeschreven en beginnen ze in Kazachstan en Rusland aan een tweede leven. Geld om het logo te veranderen hebben ze niet. Er zijn stadsbussen in gebruik met Nederlands opschrift. Een vreemde gewaarwording.
Via een prachtig wegdek, dit is bijzonder voor ons en het vermelden waard, komen we in Balqash. Een dichte stinkende mist, ontstaan door een op kolen gestookte elektriciteitscentrale, beneemt ons het zicht. Ongelofelijk wat een luchtvervuiling. Hier kunnen toch geen mensen leven … Toch staat er een dorp. En in dat dorp staat de enige camping van de omgeving. En jullie begrijpen het al, we zijn op weg naar onze volgende idyllische plek: een ommuurde camping met toilet! Er is elektriciteit, maar de twee niet geaarde draadjes vinden geen afnemers. De watertank is leeg. Wij kunnen in het meer baden, hetgeen Herman doet. Wij gebruiken liever onze babydoekjes.
Als we al twee uur op de camping staan komt de eigenaar. Met een fles cognac verwelkomt hij zijn gasten. De campingbaas in een keurig donker pak en zoonlief in zwarte broek en t-shirt. Hij brengt een dronk uit op zijn gasten en zoals steeds in Kazachstan worden er wensen naar de gasten uitgesproken.
In deze buurt komt nooit een toerist, laat staan een groep mensen met campers. Een belevenis voor hem, maar ook voor ons. De puurheid en echtheid van deze man zijn ontwapenend.
Na een gemeenschappelijke skottelbraai nemen we onder de schitterende sterrenhemel een laatste afzakkertje.
Woensdag 16 mei
Rijdend langs het Balqashmeer vervolgen we onze weg naar Almaty. Regelmatig zien we aan de wegkant een hutje van plastic of een auto met daarvoor een rekje waarop gerookte vis hangt. Iedereen probeert iets te verkopen om te kunnen overleven. De mensen hebben een hard bestaan. Er is nauwelijks industrie, geen voorzieningen en uitzicht op een beter leven is er ook al niet.
We passeren weer een Dai-post en worden aangehouden Er wordt gevraagd waar we vandaan komen en waar we naar toe gaan (althans dat denken wij). We antwoorden in ons beste Russisch: Hollandski, Touriski en Mongolai. We mogen doorrijden!
Eindeloos lijken de honderden kilometers door de steppen, maar ook hier breekt de lente door. De kleuren in de steppen worden elke dag levendiger. We zien velden vol klaprozen en kleine campanula’s.
Op deze eindeloze vlakte valt het moeilijk een bewaakt parkeerterrein te vinden. In een klein dorp, bestaand uit een paar huizen en een paar eettentjes voor chauffeurs, vinden we een ommuurde parkeerplek zonder hek en zonder eigenaar. Uiteraard geen elektriciteit en geen douche en toilet. Onze camperaccu heeft ouderdomskuren en twee keer de kachel starten kost hem teveel energie. Met dikke sokken en een extra fleece redden we ons prima.
Meer zorgen maken we ons over de steppestorm. We staan met het busje wel met de kont in de wind, maar toch… Veiligheidshalve zoeken we met het busje bescherming achter de grote camper van Jan en Stini. Zo vangen we minder wind. Iedereen heeft ons met rust gelaten op onze “camping” in Quanshengel.
Donderdag 17 mei
Vanuit Quanshengel gaan wij naar Almaty en verzamelen ons bij het eerste benzinestation voor de stad. Leen en Lenie gaan een overnachtingsplek zoeken. Na drie uur keren zij terug, niets gevonden. Er is een grote beurs in Almaty. Alle motels met parkeermogelijkheden zijn vol. Dan maar met zijn allen dwars door Almaty, kijken of we achter de stad iets vinden.
Het verkeer is een heksenketel. Je moet aan de bumper van je voorganger blijven kleven om elkaar niet kwijt te raken (zoals jullie weten: ons bakje doet het niet en aanwijzingen van “we gaan links/rechts af” krijgen wij niet mee). De Almatezen passeren je links en rechts en priemen zich ertussen. Zij zijn niet bang voor een deukje, wij wel. Bovendien kunnen velen niet rijden, voor een beetje geld is het rijbewijs zo gekocht.
Zestig kilometer achter Almaty vinden we een motel met omheinde parking. Goed voor een nacht maar niet langer.
Vrijdag 18 mei
George en Wil gaan kijken of in deze omgeving iets beters te vinden is. In afwachting van hun terugkomst doen wij een provisorisch wasje en maken de auto schoon. Rond half twee is er iets gevonden en vertrekken we naar een plek aan het meer. Het is een kampeerplek mooi gelegen, maar met veel vervuiling en rotzooi. We hebben uitzicht op de stort. Maar er is stroom en water. Ook een douche, maar deze werkt niet.
We zijn blij met een “vrije dag”. Marijke zoekt de foto’s uit en zet de route op de computer. Ik werk aan het verslag. Door deze activiteiten missen we het geplande kampvuur aan het strand.
Zaterdag 19 mei
Met een busje worden we vanuit onze camping naar Almaty gereden. Het is koud en het regent. Niet echt weer voor een stadsbezoek.
We rijden langs de houten kathedraal, gemaakt door de Petersburgse bouwmeester Zenkov. Het bijzondere aan dit gebouw is dat er bij de hele bouw geen spijker is gebruikt en de kathedraal de grote aardbeving van 1911 heeft doorstaan.
Almaty wordt de meest groene stad van Kazachstan genoemd, er zijn vele parken en plantsoenen. Het ziet er weelderig groen uit.
In het museum kunnen we kennismaken met de gewoonten en de gebruiken van diverse bevolkingsgroepen.
Daarna gaan we de bergen in om van schitterende uitzichten te genieten en voor een bezoek aan het Olympisch ijsstadion Medeo. In regen en vervallen staat ziet het stadion er niet imponerend uit. Voor het uitzicht moeten we terugkomen op een zonnige dag.
Daarna naar de groente-, fruit- en vleesmarkt. Alles is met zorg uitgestald en als ik meer zou koken zou ik hier prima kunnen slagen. Heerlijk om hier even rond te slenteren. We vallen direct als toeristen op en ontlokken het nodige commentaar. Iedereen wil wel iets aan ons verkopen.
We eten heerlijk met zijn allen in een jourt. Vooraf een salade van tomaat en komkommer, kleine versgebakken broodjes en meerdere soorten koud paardenvlees. Daarna verse pasta met vlees en dille. Als afsluiting thee met gedroogde abrikozen, rozijnen, walnoten en pinda’s. Onze gids is geestig en kritisch over de ontwikkelingen in zijn eigen land. Door de val van het communisme hebben enkelen teveel macht en geld vergaard, waardoor het verschil tussen arm en rijk te groot is geworden. Hij vindt dat een slechte ontwikkeling.
Rond half 8 zijn we thuis. Om 9 uur liggen we in bed.
Zondag 20 mei
We hebben een onrustige nacht achter de rug. Het is weekend en het uitgaansleven in Kazachstan is zeer uitbundig, evenals de blaffende honden.
Vandaag gaat de route van Almaty naar Zhansugirov. Een bergroute met zacht glooiende heuvels en daarop grazend vee. Het uitzicht is adembenemend mooi, we genieten intens.
Wat is reizen heerlijk en Kazachstan mooi. En dan te bedenken dat wij een deel van de zijderoute rijden. Bijzonder dat hele karavanen over deze wegen trokken en er langs deze route een levendige handel ontstond. Vooral het stuk tussen Saryozek en Balpy Bi is fantastisch. Groepen populieren die vanuit de verte op cipressen lijken. Het Altajgebergte, waar wij nu doorheen rijden, slingert zich door Kazachstan, Rusland, China en Mongolië.
Het is zondag en bij de begraafplaatsen langs de weg is het een drukte van belang. Het is een vrije dag. Begrafenisondernemingen bestaan er niet. De mensen moeten zelf het graf delven voor hun doden. Er worden hele bouwwerkjes rond de graven gemetseld.
Op een paar verraderlijke kuilen na is het een redelijke weg die we rijden. En 328 kilometer is ook nog te doen.
Het wordt steeds moeilijker om een omheinde parkeerplaats te vinden. Het lukt ons in het dorpje Zhansugirov, bij een boer. We hebben geen water en ook geen douche, maar er staat wel een houten toiletgebouwtje op het terrein: planken op een ton en een gat in het midden. De planken zijn behoorlijk vermolmd en in onze verbeelding zien we ons al letterlijk in de stront zakken. Ook de toiletdeur voldoet niet meer aan zijn functie en als je in hurkpositie je evenwicht verliest, lig je met huisje en al op de grond. Wij zijn afhankelijk van deze gebouwtjes omdat we vanwege ruimtegebrek onze porta-potti thuisgelaten hebben. Hetgeen voor deze landen een verkeerde beslissing was.
De kinderen van de boer krijgen van Jan een bal. Grootmoeder wil graag dat de bal gesigneerd wordt en Jan gaat door de knieën en tekent.
De dorpen hebben geen waterleiding, wel een centrale pomp. In melkbussen wordt het water gehaald en met een in elkaar geknutseld karretje wordt het vervoerd. Ook wij vullen onze jerrycan aan de plaatselijke pomp en halen in het dorpswinkeltje ons brood. Met een telraam wordt de prijs bepaald.
We zien hele grote kudden met een of twee herders te paard. We vragen ons af van wie al die beesten zijn. Het blijkt dat alle dorpsbewoners ‘s morgens hun schapen, geiten, koeien en paarden naar een bepaalde plek in het dorp brengen. Zij betalen gezamenlijk een paar herders en die trekken met het vee de steppen in. ‘s Avonds komen ze op een bepaalde tijd weer terug en de mensen halen hun vee weer op. Vandaar de grote kuddes.
Ik kook macaroni en we nodigen Roman, onze tolk, uit om mee te eten. Het is mooi weer. Om tien uur liggen we in bed.
Maandag 21 mei
Als we rond 8 uur vertrekken regent het pijpenstelen. Zover we kunnen kijken ontvouwt zich een steppelandschap met pollen, niet de mooie kleuren van gisteren.
De gaten in het wegdek zijn niet meer zichtbaar en dat is zeer verraderlijk. Het water spat tot dakhoogte links en rechts om ons heen. De weinige auto’s die we tegenkomen zijn in de verte zichtbaar als spuitende fonteinen. Wat een weer! En wat is de steppe eindeloos in het gedeelte tussen Usharel en Ayakoz; geen dorp, geen mens, geen dier. We rijden vlak langs de Chinese grens, we zijn een eind van huis.
In het zuidoosten van Kazachstan zien we veel vrouwen met hoofddoek. Iets meer moslim-invloed of is het gewoon een bedekking voor de kou? De mensen die we zien langs de kant van de weg zitten vaak op hun hurken te wachten … waarop? Het is wel een goede training voor de hurktoiletten.
In een buitenwijk van Ayakoz vinden we een zeer klein ommuurd terrein. We staan er als haringen in een ton. De plaatselijke schooljeugd komt de campers bekijken. Met een Russisch-Engels woordenboek wordt gepoogd contact te leggen.
In een plaatselijk restaurantje eten wij een oneetbare maaltijd. Reizen is soms afzien.
Dinsdag 22 mei
Bij het ochtendgloren is het nul graden, de nacht was koud. We trekken naar het noorden naar Semey. In de loop van de dag wordt het warmer. De weg is afwisselend vol met kuilen of een wasbord. Dit laatste is nog erger, omdat je niet weet of en wanneer je wordt gelanceerd.
We rijden door een gebied waarin de Russen van 1948 tot en met 1989 470 atoomproeven hebben gehouden. De inwoners van Semey wisten dat deze testen altijd op zondagmorgen werden gedaan, maar niet wanneer. Zij geloofden dat de wodka hen tegen straling zou beschermen. Een goede reden om elke zaterdagavond goed het wodkaglaasje te vullen.
Een motel bij Semey brengt ons weer tot leven: na drie dagen weer een douche, een goede maaltijd en plezier in de groep.
Woensdag 23 mei
De sterfdag van Rob. Voor mij een dag vol herinneringen.
In drie taxi’s begeven wij ons naar Semey. Niet een stad die veel te bieden heeft, maar onze parkeerplaats heeft dat nog minder.
We bezoeken het houten huis waar Dostojewski tijdens zijn verbanning naar Siberië van 1854 tot 1859 verbleef. Samen met honderd Petersburgse intellectuelen discussieerde hij in het geheim over de afschaffing van lijfeigenen. En dat laatste was niet de bedoeling van de tsaar. Hij deporteerde Dostojewski en zijn groep naar Siberië. Het nog geheel intacte huis doet nu dienst als museum.
De regen valt met bakken uit de hemel. Omdat er geen riolering en waterafvoer is, staan de straten binnen de kortste keren blank en wordt het een grote modderbende.
De twee uur die ons ter beschikking staan om op eigen houtje de stad te verkennen, gebruiken wij …. om een internetcafé te zoeken om ons verhaal te plaatsen. Maar helaas is de verbinding zo langzaam dat we alleen de mails binnenhalen.
‘s Avonds eten we weer met z’n allen in het restaurant. Wij hebben nog nauwelijks gekookt en dat vinden wij prima zo.
Morgen vertrekken we naar Siberië.